Bibliografie
W. F. Andriessen, Historia dominorum de Teysterbant. Diss. Amsterdam, 1933.
J. G. Avis, De directe belastingen in het sticht Utrecht aan deze zijde van de lJssel tot 1528. Diss. Utrecht, 1930.
P. van Balen, De heren van der Goude, in: Bijdragen van de Oudheidkundige Kring "Die Goude" VI (1949).
W. A. F. Bannier, De landgrenzen van Nederland, DI. 1 (tot aan den Rijn) Leiden, 1900.
A. A. Beekman, De Masemude, in: Tijdschrift Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. Tweede serie (1919).
A. A. Beekman e.a., Geschiedkundige Atlas van Nederland met toelichting.
L. Ph. C. van den Bergh, Nasporingen naar den oorsprong der stad Schoonhoven, in B.V.G.O. Tweede reeks Vll (1872).
L. Ph. C. van den Bergh, Handboek der Middelnederlandse Geographie. Derde druk bewerkt door A. A. Beekman en H. J. Moerman, 's-Gravenhage, 1949.
J. W. Berkelbach v. d. Sprenkel, Geschiedenis van het bisdom Utrecht van 1281-1305. Utrecht, 1923.
J. W. Berkelbach v. d. Sprenkel, Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-'40. Utrecht, 1937.
D. Berten, Histoire du lien féodal entre la Flandre et la Zélande, I, Depuis les origines jusqu'en 1245, in: Handel. Gesch. en Oudheidk. Genootschap X (1910). 11 1245-1323, in Bulletin Mij. Gesch. en Oudheidk. te Gent XIX (1911).
A. S. de Blécourt, Welgeborenen, huis- en dienstlieden in Holland, in: Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis VII (1927).
H. Bruch, Dirck Franckensz. Pauw (Theodericus Pauli), Kronijcke des Lants van Arckel ende der Stede van Gorcum, uitg. door Diss. Amsterdam, 1931.
H. Brugmans, Geschiedenis van Amsterdam van den oorsprong tot heden I. Amsterdam, 1930. Hoofdstuk I.
F. H. de Bruyne, De Ronde Venen. Diss. Utrecht, 1932.
C. J. van Doorn, Het Oude Miland en zijn waterstaatkundige ontwikkeling. Diss. Utrecht, 1940.
S. W. A. Drossaers, Het Archief van de Nassause Domeinraad. II, Stukken betreffende de rechten de goederen van Anna van Buren. 's-Gravenhage, 1955.
J. J. Duyverman, De landbouwscheikundige basis van het streekplan. Het centrale veengebied Utrecht en Zuid-Holland. Diss. Wageningen, 1948.
T. Edelman, Oude ontginningen van de veengebieden in de Nederlandse kuststrook, in: Tijdschrift voor Ec. en Soc. Geographie 49 (1958).
H. Emmer, De grenzen van Nederland van de Wielingen tot aan den Rijn. Haarlem, 1937.
D. Th. Enklaar, Het landsheerlijk bestuur van het Sticht Utrecht aan deze zijde van de IJssel gedurende de regeering van bisschop David van Bourgondië. Diss. Utrecht, 1922.
D. Th. Enklaar, Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en lande van Gooiland, uitgeg. door Werken Oud-Vaderlandsch Recht, Derde reeks III (1937).
D. Th. Enklaar, De oudste kaarten van Gooiland en zijn grensgebieden, in: Nederlandsch Archievenblad 39 (1931/1932).
D. Th. Enklaar, Zestiende eeuwsche wandelingen door Nederland, in: Bijdr. & Mededelingen Hist. Genootschap LIV (1933).
D. Th. Enklaar en A. C. J. de Vrankrijker, Geschiedenis van Gooiland I. Amsterdam, 1939.
D. Th. Enklaar, De ministerialiteit in het graafschap Holland. Assen, 1943.
D. Th. Enklaar, De burggraaf van Geertruidenberg, in: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Land van Breda "De Oranjeboom", IV (1951).
S. J. Fockema Andreae, Stein; het ontstaan van een vrije hooge heerlijkheid op de grenzen van Holland en van hare bestuursorganen, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 47 (1932).
S. J. Fockerna Andreae, "Aen 't ende van den lande". De Hollands-Utrechtse grensstreek bij Woerden, in: Zuid-Hollandse Studien 1 (1950).
S. J. Fockema Andreae, Vorming en integratie der provincie Zuid-Holland, in: Zuid-Hollandse Studien VIII (1959).
R. Fruin Th. Az., Nog enige bijzonderheden betreffende de heerlijkheden Hagestein en het Gooi, in: Versl. en Mededelingen Oud-Vaderlands Recht III (1898).
R. Fruin Th.Az., De vrije heerlijkheden gelegen in het grensgebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht V (1909).
B. J. L. Baron de Geer van Jutfaas, De heerlijkheid Langerak en hare rechten, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht III (1898).
A. de Goede, De bestuurspolitiek in de Westfriesche Heerlijkheid Waterland en de Zeevang tusschen 1282-1417, in: Opstellen voor Rengers Hora Siccama. Utrecht, 1942.
I. H. Gosses, Welgeborenen en huislieden. Onderzoekingen over standen en staat in het graafschap Holland. Groningen, 1926.
I. H. Gosses, De vorming van het graafschap Holland, in: Verspreide Geschriften, uitgegeven door F. Gosses en J. F. Niermeyer, 1946.
H. Hardenberg, De stichting van het slot Loevestein, in: Bijdragen en Mededelingen Gelre XXXVII (1934).
K. Heeringa, Bijdragen tot den geschiedenis der ontginning van het Nedersticht, in: B.V.G.O. Zesde reeks VIII (1929).
K. Heeringa, Hoofdstukken uit de Geschiedenis van het Nedersticht, in: B.V.G.O. Zesde reeks IX (1930).
K. Heeringa, Beschrijving van Schiedam. I Schiedam vóór 1600. Schiedam, 1910.
0. Hintze, Das Königtum Wilhelms von Holland. Leipzig, 1885.
F. W. N. Hugenholtz, De graafschappen Holland en Zeeland in 1281, in: Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden XIII (1959).
P. W. A. Immink, De wording van Staat en Souvereiniteit in de Middeleeuwen. Een rechtshistorische studie in het bijzonder met betrekking tot het Nedersticht, I. Utrecht, 1942.
W. van Iterson, De vermogensrechtelijke gevolgen van de doodslag op graaf Floris V voor de daders, medeplichtigen en borgen. Bijlage 1 (blz. 577 e.v.) van W. van Iterson, Geschiedenis der Confiscatie in Nederland. Utrecht, 1957.
F. A. R. A. baron van lttersum, Het waterschap "Heycop" genaamd de Lange Vliet, voorheen en thans. Utrecht, 1900.
T. S. Jansma, Raad en rekenkamer in Holland en Zeeland tijdens hertog Philips van Bourgondië. Diss. Utrecht, 1933.
J. A. J. Jousma, Oudheid van Vlaardingen. Diss. Leiden, 1947.
Abr. Kemp, Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel ende jaarbeschrijving der stad Gorinchem uitgegeven door zijn zoon Hendrik Kemp. Gorinchem, 1656.
Dr. F. Ketner, De elect Jan van Nassau en zijn tijd, in: Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden XII (1957).
J. Kleyntjens, De Hollandse Rading, in: Jaarboek Oud-Utrecht, 1945/46.
A. Kluit, Historia critica comitatus Hollandiae et Zeelandiae 1, 2. Middelburg, 1779.
K. N. Korteweg, De heerlijkheid Altena en de Veeren Vischrechten op het bovencinde der Merwede. Diss. Leiden, 1937.
K. N. Korteweg, Het stadsrecht van Geertruidenberg, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht X (1952).
C. J. de Lange van Wijngaarden, Geschiedenis der heeren en beschrijving der stad van der Goude I. Amsterdam/'s-Gravenhage, 1813.
Th. van Rheineck Leyssius, Holland ten zuiden van het IJ in 1300, (zuidelijk gedeelte) en Holland omstreeks den St. Elizabethsvloed van 1421 (zuidelijk gedeelte). Toelichting bij de Geschiedk. Atlas van Nederland. 's-Gravenhage, 1938.
H. van der Linden, De Cope. Bijdrage tot de rechtsgeschiedenis van de openlegging der Hollands-Utrechtse laagvlakte. Diss. Utrecht, 1955.
M. P. van der Linden, De burggraven van Montfoort in de geschiedenis van het sticht Utrecht en het graafschap Holland (± 1260-1490). Diss. Amsterdam, 1957.
I. A. van der Loos, Geschiedenis van Amstelland tot 1300. Amsterdam, z.j.
A. Johanna Maris, Uit de geschiedenis van Polsbroek, in: jaarboekje Oud-Utrecht 1944.
A. Johanna Maris, Enige rechtsbronnen van Polsbroek, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht X (1952).
A. Johanna Maris, Eemnes. Rechtsgeschiedkundige ontwikkeling van gemeente en waterschap. Utrecht, 1947. Hoofdstuk VII. De grensscheiding tegen Gooiland.
P. L. Muller, Regesta Hannonensia. 's-Gravenhage, 1881.
S. Muller Hzn. Over de oudste geschiedenis van Schieland. Verh. der Kon. Akademie voor Wetenschappen afd. Letterkunde. Nieuwe Reeks X1V, 3 (1914).
S. Muller Fz., De elect Jan van Nassau, in: Je Maintiendrai I. Leiden, 1906 blz. 1 e.v. Herdrukt zonder de voetnoten in: Schetsen uit de Middeleeuwen, nieuwe bundel. Amsterdam, 1914.
J. F. Niermeyer, Delft en Delfland, Leiden, 1944.
J. F. Niermeyer, De vroegste berichten omtrent bedijking in Nederland, in: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geographie 49 (1948).
H. Obreen, Floris V, graaf van Holland en Zeeland, heer van Friesland, in: Receuil de trav. publ. p. la faculté de phil. er lettres de Gand. fasc. XXIV, Gent, 1907.
H. Obreen, De eerste jaren na den dood van Floris V, in: B.V.G.O. Vijfde reeks I (1913).
W. F. M. Oldewelt, Het ontstaan van de stad en haar bestuur, in: Zeven eeuwen Amsterdam I (1945).
0. Oppermann, Holland onder de regeering van Graaf Floris V, in: De Gids 1908 IV 52 1, ook in: Studium Lipsiense, 1909.
0. Oppermann, Untersuchungen zur Geschichte von Stadt und Stift Utrecht, in: Westdeutsche Zeitschrift für Geschichte und Kunst XXVII en XXVIII. Trier, 1908 und 1909.
0. Oppermann, Untersuchungen zur nordniederländischen Geschichte des 10. bis 13. Jahrhunderts. Utrecht, 1920 und 1921.
0. Oppermann, Fontes Egmundenses. Utrecht, 1933.
A. Perk, Nalezing en Bijvoegsels op Hortensius, Over de opkomst en den ondergang van Naarden, 1866.
H. A. Poelman, De verovering van het Merwedegebied door graaf Dirk III, in: B.V.G.O. vierde reeks VIII (1910).
M. S. Pols, De heerlijkheid en stad van Hagestein, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht III (1898).
M. S. Pols, Nog iets over de oudste heeren van Langerak, in: Versl. en meded. Oud-Vaderlands Recht (1898).
R. R. Post, Geschiedenis der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535. Utrecht, 1933.
J. C. Ramaer, Geographische geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en de Nieuwe Maas in de Middeleeuwen. Verh. Kon. Akademie voor Wetenschappen Afd. Lett. N.R. II no. 3 (1899).
J. C. Ramaer, De omvang van het Haarlemmermeer en de meren waaruit het ontstaan is, op verschillende tijden vóór de droogmaking. Amsterdam, 1892.
J. B. Rodenburg, De grenzen van het Gooi. Hilversum, 1938.
W. F. Roëll, Verslag van hetgeen ter gelegenheid van het verblijfs des konings van Holland te Parijs, in de laatste maand van den jare 1809, en in de eerste maanden van den jare 1810, mitsgaders op deszelfs reize derwaarts, is voorgevallen.
W. M. van Rossum. du Chattel, De sociaal-economische structuur van het Utrechtsch-Zuid-Hollandsch weidegebied van de Ronde Venen tot de Lek. 151 pp. getypt (1943). Niet gepubliceerd.
R. van Royen, De oudste kapittelrekening van Oudmunster uit het jaar 1295, in: Bijdragen en Mededeling van het Historisch Genootschap LVIII (1937).
C. Sattler, Die flandrisch-holländischen Verwicklungen unter Wilhelm von Holland, 1248-1250. Diss. Göttingen, 1872.
F. G. van Schalkwijk, Provinciale Wetgeving in de jaren 1814-1848, in: Themis LXXV (1914).
A. P. van Schilfgaarde, Het archief der heeren en graven van Culemborg, I 's-Gravenhage, 1949.
H. J. Smit, Het begin van de regeering der Henegouwsche graven (1299-1320), in: B.V.G.O. Zevende reeks II (1931).
A. Telting, Oude rechten van Nieuwpoort, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht IV (1903).
N. B. Tenhaeff, Diplomatische Studiën over Utrechtsche oorkonden der Xe tot Xlle eeuw. Dis. Utrecht, 1913.
J. S. Theisen, De regeering van Karel V in de noordelijke Nederlanden. Amsterdam, 1912.
Hans Toll. De heeren van Gooi en Langerak tot het jaar 1375, in: Versl. en Meded. Oud-Vaderlands Recht V (1909).
G. J. van der Top, Samenvoeging van gemeenten. Arnhem, z.j,
W. F. J. den Uyl, De Lopikerwaard. I. Dorp en Kerspel tot 1814. Utrecht, z.j.
H. N. ter Veen, Grenzen. 's-Gravenhage, 1947.
Verslag van de commissie (Ter Veen) ingesteld door gedeputeerde staten van Noordholland tot bestudering van de gemeentelijke indeling in Noordholland. DI. 1. Algemene beschouwingen, 1949.
P. G. F. Vermast, De heeren van Goye, dl. III hoofdstuk II: Genealogie der heeren van Langerak, in: De Nederlandsche Leeuw LXVII (1950).
P. G. F. Vermast, De heeren van Bosinchern vóór het jaar 1300, in: Bijdragen en Mededelingen van Gelre LIII (1953).
S. A. Waller Zeper, jan van Henegouwen, heer van Beaumont. 's-Gravenhage, 1914.
H. J. Westerling, Hoe Heusden aan Holland kwam, in: Tijdschrift voor Geschiedenis XV (1900).
Geraadpleegde archieven:
Algemeen Rijksarchief:
Rijksarchief in Utrecht:
Gedrukte bronnen:
Oorkondenboek van Holland.
Groot-charterboek van Holland.
Oorkondenboek van Utrecht.
Resolutien van de Staten van Holland.
Utrechts Placaatboek.