18 mei 2005
5.3 Mark, de
1243. ius piscandi (...) in Grauinnen sloed et (...) in fluvio qui Marca dicitur[124304101.].
1243. et (de) Paruum Vorre in Marca et (de) Marca ad Overdracht[124304101.].
1244. jus piscandi ... in Grauinnensloed et fluvium qui dicitur Marcha[124404261.].
1244. qui stat secus Paruum Uorre et Paruum Uorre in Marcham et Marcham ad Ouerdracht[124404261.].
1267. mori et wastine ... inter Ansenkerke et Lindonck ultra aquam, que Marke nuncupatur versus Hollandiam[126701991.].
1267. ultra aquam que Marke nuncupatur versus Hollandiam[126702201.].
1268. usque ad aquam que Marcha nuncupatur[126801991.].
1276. incipiens a Marcha fluvio[127605121.].
1278. incipiens a Marka fluvio supra ripas dictorum lacuum[127803261.].
1278. duos lacus ex integro, quorum unus dicitur Middelmere et alter huis est proximus ad orientem, tendens a Marka fluvio versus Etten[127803261.].
1279. ad dimidietatem aque que Marcha nuncupatur[127910033.].
1280. ad medietatem aque que Marcha nuncupatur[128008031.].
1287. commorantes ultra Marcham[128703991.].
1290. land etc tusschen Ockerlake ende Lindonck an beiden ziden ende tusschen die Marcke ende die Swaluwe an beiden einden [129009171.].
1290. also als de Ockerlake uter Marcken westwaert loopt ende wiist den rechten ree ende drieboom op die Spange die haer alrenaest is[129009171.].
1291. Henrico filio Thome de Marka[129106141.].
1291. iuxta aquam que Marka vocatur, lacus effluentis de Marka [129106141.].
1291. lacus effluentis de Marka[129106241.].
1291. Hendricus dictus van der Marken, Henricus de Marka[129111011.].
1291. Thome dicti de Marka[129111011.].
1291. palo stante versus Etten inferius usque ad Markam, et ab hinc circumquaque prout fluit Marka usque .. Middelmere[129111012.].
1295. die staet neffens tClene Vorre ende tClene Vorre in die Marke ende die Marke ter Ouerdracht[129501151.].
1295. die riuire dieme heet die Marke[129501151.].
1295. over die Merke[129510241.].
1296. inter prata hominum de Etten inferius super Markam[129602091.].
1296. Heinric Domaes zone van der Marken[129612311.].
1297. ende van den dorpe van Sprendele streckende nordwaerd ter Maerkenwaerd (Markenwaart)[129704151.].
1297. wech ende waterganc .. streckende tote in die Maerke[129704151.].
1297. een buenre legghende up die Maerke (Marke)[129704151.].
1298. per medium fluvii qui vocatur Marka[129812061.].
1327. van den bossche van Lyesch ter Marcken toe[132701041.].
1415. die Merke, in Hal ... met der westen ende an der Merkencant[GA Breda, G 40v, 456.].
1440. tot aen die Merke[Erens, 1928-31, nr. 349.].
1505. in Hal ... nortwart aen die Merck[AHB, cijnsboek 1505, 14r.].
1668. Merckt oft riviere[GA Breda, R539, 63.].
1722. Marck of Doncvaert[GA Breda, R579, 126.].
1726. de Mercke[RAA, OA Merksplas 135, 66.].
1732. de Merck A[GA Breda, R587, 16v.].
1775. Merck riv. (2x)
1845a. Merck, Mark.
1847. Marck R.
1895. Marck Oriental(N), Marck Occidental(Z).
1955. Noorder Mark, Merkske, Marksken (N), Mark (Z).
1965. Noorder Mark, Merkske (N), Mark (Z).
1970. Noordermark, Marksken (N), Mark (Z).
1988. Noorder Mark, Marksken (N), Mark (Z).
Rivier die begint met een tak te Merksplas langs het dorp, twee takken ter weerszijden van Zondereigen, en een tak bij Rijkevorsel. De rivier behield over de gehele lengte haar naam, wat wel uitzonderlijk is. De naam Mark is geattesteerd in middeleeuwse documenten voor alle plaatsen van Merksplas tot de uitmonding in de Striene (Markemonde). Door veranderingen in de topografie ten gevolgen van de laat-middeleeuwse overstromingen, loopt de Mark sinds ca. 1375 uit in de Dintel. Vandaar dat benedenstrooms van Etten wel van Mark en Dintel gesproken wordt. In Breda komen honderden vermeldingen van "mercken" voor, waarbij blijkt dat ieder water binnen de stad "Merk" genoemd werd. Dit verschijnsel lijkt op het algemene gebruik van de naam Schijn voor de beken ten noorden en oosten van Antwerpen.
Merksplas: dorp nabij het begin van de hoofdtak.
In vele verklaringen van de naam Mark wordt uitgegaan van mnl. mark = grens, grensteken, grenspaal. Verwant daaraan is mnl. marche, maerche, maertse, martse dat de betekenissen grens, oord, streek, landstreek heeft. Havermans meent dat de naam kan betekenen: water dat een grens vormt[Havermans, 1973.].
Alhoewel "grens" elders een goede verklaring kan zijn, is dat voor de rivier de Mark welhaast zeker niet van toepassing. Enkele delen van de rivier zijn weliswaar grens, maar die grenzen zijn niet oud of niet van voldoende gewicht. De tak langs de zuidzijde van Zondereigen begrenst het dorpsgebied van Baarle over 2 kilometer en was tevens de grens tussen de bisdommen Kamerijk en Luik. De Mark is, wegens de enclaves links en rechts niet een duidelijke grens voor Baarle-Nassau/Hertog, een dorpsdeling die niet ouder zal zijn dan ca. 1200. De Ibbrugge over de Mark was een grenspunt voor de onderhoudsplicht van de Antwerpse burcht. De rivier volgde wellicht over ongeveer 3 kilometer die grens. Bij Strijbeek is de Mark over 200 meter grensrivier. Dan stroomt ze midden door het land van Breda, midden door de parochies van Thorn en midden tussen oude nederzettingen ten zuiden van Breda. Wel bezat de heer van Breda een tolprivilege dat de passage van de Mark door middel van bruggen ten zuiden van Breda lange tijd kon tegenhouden[Brekelmans, 1969.]. Pas ten noorden van Etten kreeg de rivier na 1200 weer een grensfunctie: tussen Holland en Brabant. Dit is het enige behoorlijk lange grensgedeelte, maar het is kort vergeleken met de totale lengte van de rivier. Om de betekenis "grens" alsnog inhoud te geven heeft men wel voorgesteld dat de Mark tot ca. 800 AD de grens van de veronderstelde gouwen Rijen en Strijen of zelfs nog oudere eenheden zou zijn[Hardenberg, 1949, 237-243; Schönfeld, 1955.]. De gouw Strijen heeft nooit bestaan, een eventuele gouw Rien kwam niet verder dan Schoten[Van Loon, 1982.] en over de periode rond of voor 800 AD weten we in alle eerlijkheid praktisch niets. De Mark ontleent niet zijn naam aan een grensfunctie.
Een betere verklaring kan zijn om Mark te interpreteren als moeras, rivier in moerassig gebied. Dit is de opvatting van Gysseling[Gysseling, 1959.]. Voordat de ontginningen omvangrijk werden, stroomde de rivier ten zuiden van Breda door een grotendeels met veen gevuld dal. Het is zelfs waarschijnlijk dat in bepaalde gedeelten het water diffuus door het veen stroomde. Versnelde waterafvoer ten gevolge van ontginningen leidde bovenstrooms tot insnijding van de bedding in de ondergrond en het deponeren van de opgewoelde materiaal op het veen verder benedenstrooms. Tevens ontstond nu een sterk meanderende maar duidelijk gedefinieerde rivier[De Ploey, 1960.]. Benedenstrooms van Breda stroomde de rivier door een uitgestrekt veenlandschap dat in de late middeleeuwen grotendeels met zeeklei afgedekt werd. De rivier was door de venige bodem op de meeste plaatsen dus niet gemakkelijk middels een voorde te passeren. Benedenstrooms van Breda waren er in de middeleeuwen en daarna enkele veren. Te Breda lag de tolbrug en pas vanaf de Meerselse watermolen stroomopwaarts waren er al vroeg bruggen omdat daar de rivier niet langer tolbarriere van de heer van Breda was. De Mark werd waarschijnlijk pas gedeeltelijk tolgrens lang nadat de rivier zijn naam had gekregen.
Van Loon[Van Loon, 1965] behandelt de naam Mark niet. Künzel[Künzel, 1988, 242-243.] geeft op Markemonde geen verklaring van de waternaam Mark, maar wel op Markluiden (in Gelderland): marc = grens, dorpsgebied. Maar daar gaat hij reeds aan Oostnederlandse Marken denken, en die zijn in Brabant niet aan de orde. Vergelijk op dat punt Schönfeld [Schönfeld, 1950, 164.].
Uit een aantal vermeldingen blijkt dat de Mark ooit de algemene waternaam Aa heeft gedragen: Abroek en Asterd bij Princenhage, mogelijk Daasdonk (opgevat als d'A's-donk) onder Ginneken en expliciet ook te Merksplas (zie 5.1).
Mark = moeras.
De rivier De Mark benedenstrooms van Breda heeft in de overstromingsperiode een nieuwe loop gekregen. De Oude Mark stroomde door het oosten van de polder Zwartenberg zuidwaarts en via de Zwartenbergse Molen en de Leurse haven noordwestwaarts tot aan het ZW einde van het perron van station Zevenbergen. Via het nieuwe politiebureau en een slingering bij de Ketel west van Zevenbergen ging het via Klundert naar de Kromme of de Tonne Kreek. ter plaatse van het Hollands Diep voor de havenmond van Numansdorp lijkt De Mark in de toenmalige Striene uitgemond te zijn.
Door oostwaartse verlenging van de Dintel, heeft deze rivier uiteindelijk bij Zwartenberg de Mark aangetapt. Die oostwaarste verlenging verliep in stappen. Rond 1300 werden ten noorden van Oudenbosch nog vaarten gegraven. Na 1310, vermoedelijk tegen 1375, veranderde een uitgemoerd gebied ten NO van de mond van de Oudenbossche Haven in een getijdekreek. In 1400 waren er in westelijk Zonzeel twee dijkbreuken die vermoedelijk het ontstaan van de Hamse Kreek aldaar markeren. Daarmee werd de Mark aangetapt ter hoogte van de Halse Sluis. In de 15e eeuw is bij Zevenbergen vervolgens sprake van de Oude en zelfs Droge Mark.
Staatkundig ca 1500: hertogdom Brabant, land van Breda.
Cultuur-Historische Waarden Noord-Brabant 2005
AMK Archeologische monumentenkaart
Niet opgenomen.
IKAW Indicatie archeologische waarden
In gebied met lage verwachtingswaarde.
HISTSTED Historische stedebouwkundige structuren
Niet opgenomen.
Literatuur
Beekman, A.A.. De rivieren De Mark en De Dintel en de grens tusschen Holland en Brabant in de middeleeuwen. TAG 49 (1932) 21 - 29.
Beyens, L.. Bijdrage tot de Holocene paleo-ecologie van het stroomgebied van de Mark in België, gebaseerd op de studie van diatomeeën, pollen en thecamoeba's. Wilrijk, 1982. (doctoraatsverh. UI Antwerpen).
Boer, D. de, J. van Gurp, W. Reijn. De Mark : van oorsprong tot Dintelsas. Zundert, 1986. (Met lit. opg, 174 p, ISBN 90-9400578-6)
Brekelmans, F.A.. Het opslagmonopolie van Breda en de bruggen over de Bovenmark. Jaarboek Oranjeboom 12 (1969) 29 - 50.
Brekelmans, F.A.. De Stadsvisserij van Breda. Jaarboek De Oranjeboom 25 (1972) 48 - 61.
Buiks, C.J.M., S.Geerts. Het stroomgebied van de Mark en de Aa of Weerijs ten zuiden van Breda. Wetenschappelijke Mededelingen KNNV, nr. 146, april 1981.
Ham, W.A. van. Een bijzonder geval van grensverandering: de Meeren en de Droge Mark bij Zevenbergen. Holland 14 (1982) 140 - 148.
Havermans, R.. De Mark. Bijdrage tot de kennis van haar stroomgebied. Hoogstraatens Oudheidkundige Kring 41 (1973) 3 - 120. (1973c) {SBA = K75396} {GAB}
Juten, G.C.A.. De benedenloop van de Mark. Taxandria Noord-Brabant 33 (1926) 94 - 100.
Leenders, K.A.H.W.. Mark of A. Brabants Heem 20 (1968) 41 - 42.
Leenders, K.A.H.W.. Hillen langs de Mark in Prinsenbeek. Hage (1973) nr. 7, 51 - 53.
Leenders, K.A.H.W.. De rivier de Mark tussen Breda en Hazeldonk. Hage (1974) nr. 12, 5 - 62.
Leenders, K.A.H.W.. Nieuw licht op Terheijden's historie. Jaarboek Oranjeboom 27 (1974) 1 - 31.
Leenders, K.A.H.W.. De gedaanteveranderingen van Mark en Weerijs. Jaarverslag Waterschap Mark en Weerijs 1999. Ulvenhout, 2000, 9 - 15.
Mastrigt, C. van. De Bovensluissehaven: eens een monding van de Mark. Ravelijn 10 (1992) nr. 3, 7-14.
Riezebos, P.A., R.T.Slotboom. Some data on the holocene deposits in the Mark and Weerijs valleys (prov. of Noord-Brabant, The Netherlands). Geologie en Mijnbouw 49 (1970) 119 - 135.
Schets, A.L.. De rivier De Mark, bevaarbaar of onbevaarbaar? Engelbrecht van Nassau 20 (2001) 78 - 81.
Schets, A.L.. Bodem-ontwikkeling van W-Brabant met de loop van de rivier de Schelde en de bevaarbaarheid van de rivier de Mark. Breda, 2000.
Vandenberghe, J., P. Paris, C. Kasse, M. Gouman, L. Beyens. Palaeo-morphological and botanical evolution of small lowland valleys. A case study of the Mark valley in northern Belgium. Catena 11 (1984) 229 - 238.
Voort, W.J. van der. De Mark. Brieven van Paulus 5 (1979-80) 154 - 155; 6 (1980-81) 32 - 33, 56 - 58.
Vriend, H.. De rivier de Mark door de eeuwen heen. Jaarboek Oranjeboom 6 (1953) 11 - 37; 7 (1954) 81 - 90; 8 (1955) 131 - 168.
Vriend, H.. Flitsen uit het waterstaats verleden van noordwestelijk Noord-Brabant. Plannen voor verbetering verbinding te water van Breda naar Holland in de 17e eeuw. Jaarboek Oranjeboom 10 (1957) 132 - 141.
Vriend, H.. Flitsen uit het waterstaats verleden van noordwestelijk Noord-Brabant: Deltawerken in de middeleeuwen. Jaarboek Oranjeboom 14 (1961) 149 - 157.