De toekomst van het verleden

 

 

Lang geleden, in 1963 alweer, zat ik nog op het Onze Lieve Vrouwe-Lyceum in Breda. Daar was ik lid van de Lyceum Archeologie Club, die van alles deed behalve archeologie. Zo had ik met wat vrinden de oude huizen van Breda geïnventariseerd en nu hadden we buiten de stad een zandzuigergat gevonden waarin het water 7 meter diep stond. Daar kon je voor ons gevoel heel diep in de aarde kijken. Daar zagen we 3 meter diep een zwarte band die uit doornat oud hout bleek te bestaan. Het onderzoeksinstinct stak de kop op! Het leidde ertoe dat een plaatselijke geoloog, Ir. Van Oosten, mij een cursus geologie gaf, dat het oude hout officieel gedateerd werd (helaas: te oud voor de C14-methode, ouder dan 47.000 jaar) en dat we ontdekten dat de omgeving van dat zandgat óók onder een nieuwe wijk zou verdwijnen. O jee, en hoe gaat het dan met dat oude kasteeltje dat ons van over de rand van het gat aankeek?

Het groepje ging wat rondfietsen en ontdekte een boeiend landschap met tal van intrigerende zaken. In onze ogen zou dat allemaal onherroepelijk verdwijnen en dat leek ons zonde. Alleen, we hadden niet het idee dat er aan dat onheil iets te doen was. Dan gaan we maar inventariseren wat er allemaal te beleven is. Foto's maken, praten met de boeren, rondsnuffelen en aanvullend archiefonderzoek. Dat werd de Werkgroep Haagse Beemden[1]. In de enquête werd onder meer gevraagd of men oude documenten in huis had. Neen, dat had bijna niemand. Maar haast iedereen wees naar de eigenaar van het centrale landgoed Burgst, die naar algemene opinie "heul veul ouwe papiere" moest hebben. Nu was die persoon op Burgst niet erg benaderbaar. Daarom ben ik vanuit Utrecht ? waar ik toen wis-, natuur- en sterrenkunde studeerde ? naar Den Haag gefietst, waar hij zijn stadswoning had. Hij was niet thuis, zijn vrouw wel. Door haar bemiddeling mocht ik de "ouwe papiere" komen inzien. Het waren twee koffers vol met een archief dat tot 1430 terug bleek te gaan! Dat moest bestudeerd kunnen worden en dat mocht onder voorwaarde dat ik hem zou helpen bij de bestrijding van het bestemmingsplan dat Breda gemaakt had. Zijn advocaat gaf me een cursusje wet ruimtelijke ordening en daarna kon het bezwaarschriftschrijven beginnen. Het werd een mooi verhaal over de historische waarde van het landgoed Burgst waar een klaverbladkruispunt in gepland was. "Pats, boem, weg", dat soort planologie. Maar ja, dat ging maar om 13 hectare van de 2300. Nu ik door had hoe het werkte, maakte ik met mijn werkgroep een eigen bezwaarschrift over de rest van het gebied, met als centraal thema: gebruik nu toch de mogelijkheden van een boeiend landschap, dan krijg je toch een veel aardiger wijk. Procedures volgden, de strijd werd gewonnen, een nieuw plan werd daarna door de boerenbond en de gemeente Etten getorpedeerd, het volgende kon om procedurele redenen niet en zo sukkelde Breda verder. Uiteindelijk huurden ze prof. F.M. Maas in om, jawel!, een op het landschap gebaseerd plan te maken. Op dat ogenblik werkte ik op Bouwkunde in Delft, op de 1e verdieping, waar Maas op de 7e zat. Nog voordat hij van Breda zijn startinfo had, had hij van mij een dikke stapel op zijn bureau. We zijn samen het gebied gaan verkennen en uiteindelijk heeft hij het plan gemaakt dat intussen grotendeels gerealiseerd is: de wijk Haagse Beemden bij Breda. Burgst ligt er nog steeds ongeschonden bij en is aangevuld met een grote centrale landgoederenzone. Deze luchtfoto uit Google-Earth geeft er een mooi overzicht van.


 


De Werkgroep Haagse Beemden had zich intussen ontwikkeld tot een groep die de geschiedenis van de oude gemeente 's-Princenhage uitzocht en daarover publiceerde in het eigen blad "Hage". Op basis van die kennis probeerden we het ruimtelijk beleid van Breda bij te sturen. Dat werd in 1973 door de gemeente erkend door de toekenning van de al in 1970 door de jury toegewezen Nassau-Breda-prijs aan de Werkgroep Haagse Beemden.

 

Vanuit Etten kwam de vraag op me af om eens wat te schrijven over de "heren van Etten". Bij het uitzoeken van dat onderwerp, ontdekte ik dat er in Brugge heel mooie en oude (teruggaand tot 1275!) archieven waren waarmee ik een stuk Ettense landschapsgeschiedenis kon uitzoeken: dat  vond ik veel boeiender dat die oude dorpsheren. Er had daar ooit veel veen gelegen, maar dat was allemaal verdwenen. In die Brugse rekeningen zag je het veen weggegraven worden en kon je vinden waar het gelegen had, tot op de meter nauwkeurig! Zo kon ik een heel oude vraag beantwoorden die Van Oosten ooit stelde: er moet in westelijk Noord-Brabant veel veen geweest zijn, maar wij geologen vinden het niet meer terug. Hoe zit dat toch? Welnu, ik had een methode van onderzoek gevonden om daar achter te komen.

 

Na het boekje "Etten en de turf" ben ik die techniek gaan toepassen op een ruimer gebied: westelijk Noord-Brabant en het noorden van de provincie Antwerpen, want het oude veen had geen weet van grenzen die later getrokken zijn. Daarbij zocht en kreeg ik begeleiding van prof. G.J. Borger (UvA). Dat onderzoek leverde een mooi boek op: "Verdwenen Venen". Daarin beschreef ik waar ooit die venen gelegen hadden en hoe en wanneer (1250 - 1750) ze verdwenen waren. Dit boek werd in 1985 bekroond met de Geschiedenisprijs van België. Prompt werd me van alle kanten gevraagd: waarom ben je daar niet op gepromoveerd? Welnu, ik had mijn Utrechtse studie niet afgemaakt, dus dat ging niet zomaar. Maar toch… via een zee van vrijstellingen had ik na 14 maanden mijn "drs-je" en kon het grote werk beginnen. Het werd een studie van de middeleeuwse landschaps-, institutionele en bewoningsgeschiedenis van hetzelfde studiegebied, om historische een beetje uitgebreid met de zuidoosthoek van de Hoekse Waard. In 1996 mocht ik daarvoor in Amsterdam de doctorsbul ontvangen. In 2002 werd me bovendien de Historische Prijs van Noord-Brabant toegekend.

 

Wat doe ik daar nou mee? Naast nog altijd doorgaand eigen onderzoek naar de landschapsgeschiedenis van vooral het Brabantse, wordt ik enkele keren per jaar te hulp geroepen door gemeenten, ruilverkavelaars en andere landschapsbeheerders in Noord-Brabant en Antwerpen om te adviseren bij hun plannen of beleidsvoornemens. Zo ook de gemeente Breda waar ik ooit begonnen ben. Het was een beetje zoeken naar de juiste vorm, maar na acht jaar werk en twee jaar gepuzzel rond de publicatie, was deze zomer dat werkstuk af: een cultuurhistorische landschapsinventarisatie voor de hele gemeente Breda. We hebben bij Zuid-Holland ook zo iets en ook voor heel de provincie Noord-Brabant is er een (Cultuurhistorische Waardenkaart), maar die zijn provinciedekkend en veel globaler. In Breda gaat het echt om huisje-boompje-beesje. Nu is het zaak dat de plannenmakers die inventarisatie ook echt gaan gebruiken. Er is goede hoop, want bij de boekpresentatie kwamen enkele ambtenaren vertellen hoe ze mijn inventarisatie in de praktijk al toepasten. Zo krijgt het verleden weer een toekomst!

 

·          K.A.H.W. Leenders



[1] De Haagse Beemden liggen niet bij 's-Gravenhage maar bij 's-Princenhage (bij Breda) dat vroeger kortweg "Hage" heette. Beemd is Brabants woordgebruik voor hooiland. Het waren dus de hooilanden van 's-Princenhage.