Neefjes, J., Th. Spek.
Van hoog naar laag: dynamiek van het nederzettingspatroon op de Noordwest-Veluwe van de late prehistorie tot de volle middeleeuwen.
Historisch-geografisch tijdschrift 32 (2014) 67 - 88.
Wie op een recente topografische kaart het gebied van de stuwwal van de Noordwest-Veluwe bekijkt, grofweg het gebied tussen Ermelo en Garderen, ziet daarop een paar opvallende historisch-landschappelijke eigenschappen. Op de stuwwal liggen uitgestrekte bossen, waaronder de bekende oude malebossen Speulderbosch, Sprielderbosch en Putterbosch. Op de kaart staan daarnaast vele grafheuvels aangegeven, zo'n 350 stuks. Opvallend zijn daarnaast hooggelegen nederzettingen als Garderen, Houtdorp en Drie, op zo'n 40 tot 50 meter boven NAP. Deze verschijnselen vertonen een discrepantie met het historisch-geografische standaardbeeld, dat aan oude nederzettingen een veel lagere ligging toeschrijft. In dit artikel gaan we in op die hoge bewoning. Waarom woonde men zo hoog in het landschap? En is deze bewoning aan een historische- of prehistorische periode te koppelen? Wanneer werd het lager wonen dominant en wat waren daarbij de drijfveren? De bewonings- en landschapsgeschiedenis van de stuwwallen raakt ook het wezen van de bosgeschiedenis: waarom liggen de oudste Veluwse bossen waar ze liggen en wat is de relatie tussen de hooggelegen bewoning en de ligging van de oude malebossen?
From high to low: settlement dynamics on the North-west Veluwe (province of Gelderland) from the late prehistoric time till the high Middle Ages
The landscape of the North-west Veluwe consists of a terminal moraine, surrounded by melt water sands and wind-blown sandy deposits. A large number of burial mounds and the presence of so-called 'malebossen' characterize the moraine. 'Malebossen', often seen as the remains of primary forests, are forests dating back to at least medieval times. In this article we discuss the relationship between type of soil, pre-and proto-historic settlements and the location of these forests. The Veluwe moraines were inhabited from the Late Neolithic to the Early Middle Ages. The Veluwe farmers preferred areas with relatively mineral rich sandy soils (moderpodzol, Braunerde, brown podzolic soil) to exercise their profession on. Contrary to former assumptions, high on the moraines there was water to be found, thanks to the stagnant loamy layers in the subsoil. Archaeological evidence of habitation on the higher parts of the North-west Veluwe moraine exists in the form of a very large number of burial mounds, Celtic fields and an Early Medieval cemetery. In Carolingian times, a reversal of the pattern of habitation occurred. During the Middle Ages the wet lower edges of the Veluwe, such as the Gelderse Vallei and the Zuiderzee coast, changed from a barely inhabited wet area into a completely reclaimed area. The traditionally inhabited moraines were depopulated, or population growth stagnated. Subsequently the inhabitants of the remaining hamlets must have converted parts of their old habitat into forest. Contrary to former thinking, the old Malebossen of the Veluwe are not remnants of virgin forest, but secondary forests in formerly inhabited areas.